Opmerking vooraf
Deze extra aflevering van De Magneet bevindt zich in brailledruk in de collectie van de Stichting Nationaal Blindenmuseum. De brailleversie is in 1996 op verzoek van genoemde stichting overgetikt en digitaal opgeslagen door mevrouw C. Koper-Griek.
De titel staat in de brailleversie in een rechthoekig kader; de lijnen zijn opgebouwd uit puntjes. In het midden van de basislijn van het kader staat een u-vorm afgebeeld, de opening aan de onderkant. De benen steken onderaan iets uit. Links van het uiteinde van het linkerbeen staat een n; rechts van het uiteinde van het rechterbeen staat een z.
In braille is de tekst niet voorzien van attributen als vet of cursief. Voor de publicatie op internet is ervoor gekozen hier en daar met attributen te werken.
Orgaan der S.B.B.
(Schoolvereniging, Blindeninstituut, Bussum.)
Extra Editie.
1958
Redactie:
Titi v.d. Veen,
Gretha Giljam,
Hielke Strampel,
Ente Schepers,
Wietse v.d. Veen,
Gerrit v.d. Weide,
Dolf Adamse.
Dit was ons huis. Hier hebben wij gewoond,
Hier konden we ingang en uitgang vinden,
Bleven er van het bars tumult der winden,
Al was het tegen wil en dank, verschoond.
En het was onze school. Hier leerden wij,
Lezen en schrijven, rekenen en spreken,
Te geven en te ontvangen taal en teken,
Van alle dingen aan de overzij.
De een werd gedwee, de ander mokkend groot,
Met ophef prijzen wij "het volle leven",
Maar eensklaps voelen wij ons te vroeg verdreven,
Uit de omhulling van de moederschoot.
Ds. J. Wit.
Het is al weer meer dan twaalf jaar geleden, dat het eerste nummer van onze schoolkrant uitkwam. Dit heuglijke feit vond plaats op 5 maart 1946. Toen bestond de S.B.B. nog niet en was deze krant nog helemaal zelfstandig.
De oprichters ervan waren de leerlingen Ras en De Vries.
Ze noemden hun blad: "De Vrije Zaal". Hij werd steeds op de slaapzalen gelezen, vandaar deze naam. De eerste nummers besloegen slechts enkele bladzijden en konden ook nog niet door iedereen gelezen worden, want in het begin was dit blaadje nog geheim. Het werd alleen gelezen op de zaal waar de redactie sliep. Toen de krant eens in beslag genomen werd door de overheid, of wel opvoedend personeel, werd hij zelfs voor enige tijd verboden. Maar desalniettemin bleef hij bestaan. De belangstelling werd zelfs steeds groter. Het verschijningsverbod werd later opgeheven, daar bleek, dat er niets in stond, dat niet door de beugel kon. De Vrije Zaal had ten doel de lezers op de hoogte te brengen van het nieuws van binnen en buiten het instituut. De krant had ook, zoals de meeste bladen, een weerkundige dienst, die door de Vries verzorgd werd. Hij had zelf ontworpen instrumenten, waarmee hij zijn waarnemingen omtrent de weersgesteldheid deed.
Toen "De Vrije Zaal" in 1947 geworden was tot een orgaan der S.B.B., staakte de eerste redactie haar werk en werd opgevolgd door de redactie, die bestond uit: Alam Darsono, Gerard Schoots en Gerard Tieman.
De lezerskring werd steeds uitgebreider en ten slotte werd de krant op alle slaapzalen gelezen. Iedere zaal kreeg het weekblad, dat dan door iemand voorgelezen werd, een avond tot zijn beschikking. De belangstelling was zeer groot en ieder bleef er graag een poosje langer voor wakker.
De artikelen waren van zeer uiteenlopende aard. Zo hielden Alam Darsono en Gerard Tieman zich b.v. bezig met de experimentele dichtkunst. Jac Mulder schreef eens een serie artikelen over het leven van de geleidehond. Hiervoor was zeer veel belangstelling. Men dacht altijd, dat een geleidehond bij zijn baas geen leven had, maar dit bleek toch wel het geval te zijn. Van zijn hand, niet van de geleidehond, maar die van Jac Mulder, verscheen eveneens een serie artikelen over de crematie, waarvoor men ook weer zeer veel belangstelling toonde. Ook leden van het personeel, zoals mijnheer De Leeuw en mijnheer de Zeeuw, schreven zo nu en dan artikelen in de schoolkrant, die steeds in omvang toenam.
Het kwam zelfs zo ver, dat hij niet meer in één avond gelezen kon worden. De grote belangstelling, die voor "De Vrije Zaal" bestond, werd langzamerhand wel minder. Er kwamen steeds meer leerlingen, die slapen boven luisteren prefereerden. Toch heeft "De Vrije Zaal" nog bestaan tot in het jaar 1953. In dit jaar heeft onze schoolkrant een grote verandering ondergaan.
Op 18 september 1953 werd door Jacob Bergman en mijnheer van Weelden "De Magneet" opgericht. Andere redactieleden waren o.a. Dicky van Garderen, Eva Korse, Bart Sterkman en Bé van Ark.
De schoolkrant werd toen niet onbelangrijk uitgebreid, zij telde gemiddeld veertig bladzijden. "De Magneet" deed haar naam wel eer aan, want ze werd door bijna iedereen gelezen.
's Zondags werden de mooiste stukken onder het koffie-drinken voorgelezen.
In deze tijd was er behalve "De Magneet" ook nog een dagblad, dat "Magneetnaald" genoemd werd. Maar deze naald was of niet scherp genoeg of niet magnetisch genoeg, in ieder geval heeft hij niet lang bestaan. Men kon hierin alle belangrijke nieuws lezen, maar dit viel niet zo in de smaak.
We mogen wel zeggen, dat Jacob Bergman veel goed werk voor "De Magneet" verricht heeft. Vele jaren is hij hoofdredacteur geweest en hij heeft zich zeer goed van deze taak gekweten. Hij wist "De Magneet" zo te behandelen, dat haar aantrekkingskracht voortdurend toenam. Dit bereikte hij o.m. door het schrijven van zeer humoristische artikelen, zoals b.v. Blindonezië, een serie artikelen, waarin hij op vermakelijke wijze de gebeurtenissen op het instituut beschreef. Nadat hij weggegaan is, heeft het bestaan van onze schoolkrant dikwijls aan een zijden draadje gehangen, maar gelukkig heeft ze zich zo langzamerhand weer kunnen herstellen.
We werden erg beconcurreerd door de grote hoeveelheid andere lectuur, waar we tegenwoordig van kunnen genieten. Hierom verschijnt "De Magneet" nu ook niet meer iedere week, maar eenmaal in de veertien dagen.
Toch zijn wij blij, dat we nu zoveel meer kunnen lezen dan vroeger, want dit is een hele goede vrijetijdsbesteding. We hopen echter, dat "De Magneet" naast de andere lectuur een belangrijke plaats mag blijven innemen.
Gerrit v.d. Weide
she watched the blue sea - zij waste het bloesie
what do you mean? - wat doe je, Mien?
there is a lawyer in the room - daar is een luier in de room
the captain showed her around the ship - de kapitein sjouwde haar het schip rond
the girl with the soft eyes - de kerel met het sof ijs
a walk in the town - een wolk in de tuin
he had a careful mother, which educated him with great love - hij had een kar vol modder, die hij voor zich uitduwde met veel lef
the bad man awoke with a start and made his breakfast - de badman werd met een staart wakker en maakte zijn broek vast
it is remarkable how cheap they are - het is opmerkelijk hoeveel schapen er zijn
he hardly welcome us - hij verwelkomde ons hartelijk
les fils télégraphiques balancent sur leurs poteaux - de zonen van de telegrafisten wiegelen op hun potjes
a middle-aged gentleman - een heer uit de Middeleeuwen
the basin was filled - de bazin was gevild
Geachte lezers,
We zijn nu in de tijd gekomen, dat ons instituut zijn honderdvijftig jarig bestaan viert. Dat is voor ons leerlingen natuurlijk een belangrijke gebeurtenis, want als er een groot feest is, dan zijn we er altijd wel voor te vinden, om dit bij te wonen.
Maar ik wil het nu eens niet hebben over het feest, dat vast en zeker wel gezellig zal zijn, maar ik vind het leuker, om eens het een en ander over ons instituut zelf te vertellen en daar bedoel ik eigenlijk mee, dat dit over ons leerlingen gaat.
Jullie weten natuurlijk allemaal wel, dat het I.T.O.V.B. in 1808 werd opgericht.
Anders zou het niet honderdvijftig jaar bestaan. Het instituut was toen nog, naar ik meen, gevestigd te Amsterdam. In 1934 verrees er een nieuw instituut, dat in Huizen gebouwd werd.
Deze gebouwen staan er nu al weer zesentwintig jaar. Dat is dus een hele tijd.
De leerlingen, die er in de tijd van de dertiger- en veertiger-jaren waren, hadden het er heus nog niet zo best. Ze kregen er natuurlijk wel goed te eten, maar wat de scholen betrof, waren er nog niet zoveel. Je kon toen kiezen tussen de werkplaats, manden en matten maken, en de muziek.
Natuurlijk gingen er veel leerlingen muziek studeren, omdat ze niet graag in de werkplaats terecht wilden komen.
Er heerste toen zeer strenge tucht en orde, veel strenger dan tegenwoordig.
Toen dit leven zo een tijdje doorging, besloot men na de tweede wereldoorlog een vereniging op te richten, als doel, een hecht mogelijke kameraadschap, een zo prettig mogelijke geest en een zo effectvol mogelijke samenwerking tussen de leerlingen, en tussen de leerlingen en het opvoedend en het onderwijzend personeel tot stand te brengen en in stand te houden. Verder om een zo groot mogelijk gevoel van verantwoordelijkheid voor de gemeenschap, waarin ze leefden, bij te brengen.
Deze club werd ook opgericht, om eens wat meer ontspanning in hun leven te brengen. Ook was het, omdat de blinde jongens en meisjes van die tijd, graag eens contact wilden opnemen met de jeugd buiten het instituut.
Deze vereniging werd toen opgericht op 16 oktober 1947.
Het eerste bestuur, dat door de leerlingen zelf werd gekozen, was als volgt samengesteld:
Voorzitter: Alam Darsono,
Secretaresse: Jo Grevink
Penningmeester: Jack Mulder
Raadgevenden: Hannie Veltman, Maaike Koning, Leo Lefeber, Tonny Appeljan en Jacob Boers.
Nu, ik moet zeggen, dat deze Schoolvereniging een daverend succes is geworden. We zijn het eerste bestuur dan ook erg dankbaar voor alles, wat zij voor ons gedaan hebben, en dat we niet zullen vergeten.
De grondwet van onze vereniging was, dat aan het eind van ieder jaar een nieuw bestuur gekozen moest worden. Het tegenwoordige bestuur bestaat uit minder leden. Dit bestuur zal ik ook even vermelden:
Voorzitter: Gerrit van der Weide
Secretaresse: Ineke Leschot
Penningmeester: George Nagel
Raadgevenden: Jouke Pasveer en Hielke Strampel.
Er worden lezingen, muziekuitvoeringen, enz. gegeven. We hebben een damclub, een schaakclub, een kaartclub, een fluitkwartet, een blaaskwartet, een koor, een musetteband, een jazzband en nog veel meer. In 1953 verscheen onze schoolkrant "De Magneet" voor de eerste keer. Een krant, waarin alles net zo geschreven staat als in Panorama of De Spiegel. Ook zoeken we veel contact met de jeugd buiten het terrein. We hebben wel eens contact met het Amsterdams Kinderziekenhuis en nu zijn we bezig contact te zoeken met de Ambonnezen in kamp Almère ten einde een gezellige avond te organiseren.
Dit wilde ik jullie allemaal eens vertellen, om te laten zien, dat wij, zoals in de grondwet staat, in een hechte kameraadschap met elkaar leven. Het leek mij wel aardig om de oudleerlingen, die hier komen, nog eens wat over onze leerlingen en over onze Schoolvereniging te vertellen, ook om ze te laten weten, dat die Schoolvereniging, die zij hebben opgericht, nog steeds bestaat.
Dolf Adamse.
Nu heb ik iets over onze Schoolvereniging verteld, maar nu is er één belangrijke vraag aan U, geachte lezer. Indien U zich op wilt geven als donateur van onze S.B.B., dan zouden wij dat zeker op prijs stellen. Als dank voor uw opgave, kunt U dan de donateursavonden in onze concertzaal bijwonen, waar dan toneel gespeeld wordt, muziek gemaakt wordt, enz. Zo'n avond is twee maal per jaar. Wij zouden onze Schoolvereniging graag groter willen hebben. Voor diegenen, die zich als donateur willen opgeven, zal ik het gironummer van onze S.B.B. vermelden. Ons gironummer luidt: 183869
Dus: een, acht, drie, acht, zes, negen. Ten name van: Schoolvereniging, Blindeninstituut, Bussum.
Ik hoop, dat we veel donateurs op onze donateurslijst kunnen bijschrijven.
Dolf Adamse.
Ik ben George Williams. Ik woon in Washington. Ben vijf en twintig jaar en nog niet getrouwd.
Twee maanden geleden verdacht men mij van moord.
Dat kwam zo:
Op een dag reisde ik van Washington naar New York. Tegenover mij zaten twee heren, die de indruk maakten elkaar niet te kennen.
Eerst waren zij erg stil, maar op een gegeven ogenblik begonnen zij een zeer vriendelijk gesprek, zij boden mij een sigaret aan en omdat ik niets vermoedde, liet ik mij vrij over alle dingen uit.
Ze zeiden, dat ze ook naar New York gingen. Toen haalde een van de heren een krant te voorschijn en tegelijkertijd kwam ook zijn portefeuille uit zijn zak en hij legde hem op het tafeltje in onze coupé. Toen ik een poosje later onwillekeurig weer naar het tafeltje keek, zag ik, dat de portefeuille weg was. Ik maakte waarschijnlijk een zenuwachtige beweging toen ik dit ontdekte, want de twee heren keken mij plotseling doordringend aan, toen werd er niet meer gesproken.
Niets vermoedend stapte ik in New York de trein uit en ging het station af, omdat ik een stadsbus moest hebben om de betreffende persoon te bereiken, waarvoor ik deze reis gemaakt had. De twee heren gingen ook met dezelfde bus en stapten bij dezelfde halte uit. Toen begon ik te vermoeden, dat die twee heren iets in hun schild voerden.
Toen ik weer uit de bus stapte, hoorde ik dicht bij me een pistoolschot en drukte een der heren mij een pistool in handen, wat waarschijnlijk net afgeschoten was. Het schot, dat een van mijn beschuldigers had afgevuurd, had iemand dodelijk getroffen.
Er kwamen al gauw wat mensen aanlopen en ook de politie was dadelijk aanwezig. Ik werd naar een politiebureau gebracht, en daar aangekomen, werd ik op bevel van de Hoofdinspecteur naar een cel doorgestuurd.
Het liep toen al tegen de avond en een agent berichtte me, dat ik in deze cel moest blijven slapen. Er scheen geen einde aan de nacht te komen en ik kon niet slapen op de bank, die tegen een van de muren aanstond. Slechts door een kleine opening in de zoldering kon ik zien, dat de maan scheen, maar dat was alles in deze koude en af en toe wat griezelige cel. Ik was dan ook erg blij, toen de morgen aanbrak.
Ik kreeg al vroeg een ontbijt, maar ik had geen zin om te eten, dus liet ik het staan. Twee uur later kwam een agent mij halen om voor de Hoofdinspecteur te verschijnen. Dit was een vriendelijk man en ik kreeg al gauw de indruk, dat hij niet overtuigd was van mijn schuld.
Toen ik 's middags moest eten had ik veel trek. Ik voelde me al veel lichter en ik zag de zaken niet meer hopeloos in.
De volgende dag werd ik naar het huis van bewaring overgebracht omdat de rechtszitting pas een week later zou plaats vinden.
Toen dan de dag van de rechtszaak was aangebroken werd ik per auto naar het gerechtshof gereden en daar begon het.
Eerst werden de normale gegevens gevraagd en de verhoren afgenomen. De zaak verliep vrij vlot. Men kon geen bewijzen tegen mij indienen en zo werd ik nadat 's middags de zaak nog een uur voortgezet was mijn vrijheid teruggegeven.
Mijn twee beschuldigers kwamen er minder goed af. Zij hadden al meer moorden op hun geweten maar het was de politie nog niet gelukt de daders in handen te krijgen.
De een had in de nacht een moord gepleegd op een oude vrouw omdat zij zeer veel geld had. De ander had een inbraak gepleegd en stal sieraden bij een juwelier, en ook andere politiebureaux hadden al vaak een waarschuwing gestuurd. En ook omdat de Jury vond, dat de heren allebei aansprakelijk waren voor deze moord, werden zij veroordeeld tot de electrische stoel.
Ik was zeer blij, dat alles zo goed afgelopen was en ik heb nog vaak over deze zaak gedacht en ervan verteld aan mijn familie.
Ente Schweers.
Een goed verteller: iemand die een goed geheugen heeft en hoopt dat andere mensen dat niet hebben
Etiquette: leren geeuwen met je mond dicht
Gokken: een manier om niets voor iets te krijgen
Volwassene: (gezien door een kind) iemand die niet meer groeit, behalve in het midden
Een beroemdheid: iemand wiens naam overal in staat, behalve in het telefoonboek.
Onder deze titel zal ik proberen een klein beeld te geven over de afgelopen 150 jaar. U zult zich afvragen, "wat weet die jongen daar nu van af", maar daar is maar één oplossing voor. Deze jongen pakt heel gewoon het aantekeningen-boek en bladert met behulp van een ziende het boek eens door. We zullen eens kijken wat het ons te zeggen heeft.
De plannen bestonden wat het oprichten van een instituut betreft, in 1806. Maar toen werd er nog niet veel aanstalten mee gemaakt. In 1808 was de werkelijke oprichting tot stand gekomen. Ik zou het volgende uit het boek willen citeren.
De beklagenswaardige staat waarin blinde kinderen zich bevinden en opgevoed worden, vooral dan, wanneer de zelven, uit behoeftige ouders geboren het schamel gezin tot bezwaar verstrekken en als verworpene beschouwd, noch tot Godsvereering, noch tot zedelijkheid, beschaving of arbeid opgeleid voor hun gehele leven als tot den bedelstaf worden gedoemd, had reeds lang, ook in Holland het gemis doen voelen, eener inrichting ten hunnen onmiddellijken nutte en daaruit te volgen veredeling. Moeilijk is het, inrichtingen, hoe nuttig ook daar te stellen: door den heer Willem Holdrop, echter, wierden vele zwarigheden, om der zaak wille, over het hoofd gezien, ja voor hem was het bewaard, dusdanig eene stichting tot stand te brengen.
Het instituut is dus, zoals U in dit fragment hebt kunnen lezen, opgericht in 1808. Het eerste onderwijs geschiedde op 12 december van dat zelfde jaar, ze begonnen toen met drie leerlingen, te weten: Sweeris Rotteveen, Gerrit Smit en Elizabeth Cales. J. van Wijk Rz. was toen onderwijzer. Hij gaf ze van zes tot half negen 's-avonds les. Het jaargeld was toen f 50 per jaar per leerling, maximum f 450. Van zijn salaris moest hij zijn licht en brandstof nog betalen, zodat er niet veel van over bleef. Men brandde toen nog turf en kreeg nog licht van een kaars. Gewoonlijk was hij onderwijzer op een ziende school, maar 's-avonds deed hij dit hier als bijverdienste. Wilt U wat van de leerlingen weten? We zullen het grote boek weer eens opslaan.
Begonnen werd met de zelfde leermiddelen. Drie landkaarten, zijnde die der wereld, van Europa, en der Zeven verenigde Nederlanden. Twee rekentafels met de gegoten cijfers van nul tot en met negen, wegende twee en een half pond. De matrijs en haak tot het gieten dier cijfers aan één stuk. Honderdvijftig ponden bruikbare en vijftien dito gekwetste letters. Aldus toegerust, meende de bestuurenden het onderwijs te kunnen aanvangen, voor eerst en bovenal, met het opwekken ter betrachting van zedelijke plicht en gevoel, door eene waardige Godsvereering, als den Algemene Vader aller mensen, het waarderen van zichzelven en het gewinnen der achting en liefde zijner medemensen. (Nu is het natuurlijk veel meer gemoderniseerd.)
Uit de notulen van 28 Oktober van 1813.
"De notulen van de vorige vergadering worden na resumptie gearresteerd. De eerste onderwijzer op des zelfs verzoek binnen gestaan zijnde, geeft aan de vergadering te kennen, dat hij ene hartelijke genegenheid gevoelende voor Mietje Kool, welke als leerling de lessen aan het instituut bij woont, wensen zich met haar in de echt te begeven, waar toe hij hare toestemming en die van hare moeder bij welke zij woonachtig is, had betoond, en verzoekt vervolgens de toestemming van der heren Bestuurderen. Waarop door de leden der vergadering verscheidene zwarigheden aan de vorige onderwijzer zijn voor gehouden, en hebben de leden zich voorbehouden, daar over nader te libereren, en hunnen resolutie zo spoedig mogelijk aan meester Verboon mede te delen. Na de tweede vergadering kreeg meester Verboon zijn toestemming.
(Zo iets zie je ook niet al te dikwijls meer).
Het instituut is meerdere malen verplaatst. Eerst stond het instituut, wat niet meer was dan een Herenhuis, op de glasmarkt, daarna in de Koestraat, (wat niet zeggen wil, dat ze daar heen gingen om de beruchte buurten, die daar waren, en nu trouwens nog zijn,) daarna op de Prinsengracht bij het Molenpad, waar men tot 1823 bleef, toen, van 1823 tot 1832 gingen ze naar de Herengracht 270 als U dat misschien nog mocht interesseren en in 1932 zijn ze toen naar Bussum gegaan, maar daar willen we het nu niet over hebben.
Wat de vermakelijkheden betreft, deden ze in het begin niet zoveel, maar in het jaar 1918 was er een man, die ongetwijfeld nog bij velen in het geheugen gegriefd staat, als Pa van Leeuwen.
In dat jaar richtte hij een toneelclub op, die tot 1932 tot stand bleef. Ze traden ongeveer 3 maal per jaar op en deden dat met heel veel plezier en enthousiasme. Ook leerde Pa van Leeuwen de jongens en meisjes zwemmen. Verder had hij nog een mandolineclub, een hoempabandje etc. etc.
Als er toen iemand een pluim verdiende dan was dat Pa van Leeuwen wel. De jongens en meisjes van 1918 gingen toen ook al veel naar mooie concerten van het Amsterdams toonkunstorkest en het Stedelijk orkest enz. Dat waren dan alleen de jongens en meisjes die op muziekles waren. Als de anderen er heen mochten werd dat beschouwd als een gunst. Ook reizen zat hun toen al in het bloed. In 1916 was hun eerste uitstapje naar Zandvoort en het was daar zo goed bevallen, dat ze voortaan vaker weg zouden gaan dat hebben ze dan ook tot 1932 volgehouden. Het eerste reisje werd betaald door een mevrouw uit Amsterdam. De verdere uitstapjes door de bestuurderen. De laatste dag voor de vacantie was altijd een sensatie, althans de dag voor de grote vacantie. Voor dat je om kwart voor zeven uit je bed kwam, kon je nog net even denken, "ha fijn, vandaag pannekoekendag", 's-middags om vier uur, als de jongens uit de werkplaats zouden gaan, kwam plotseling één van de jongens op het idee om de kistjes waar de borstelharen voor het borstelmaken in zaten, kapot te slaan, en dat gebeurde ook op een teken van een van de jongens. Als die kistjes dan kapot waren, dan brachten we ze in optocht naar de keuken en dat was dan het hout om pannekoeken op te bakken. We rookten de avonden ook lange gouwenaars, die we dan van half zeven tot zeven uur buiten mochten roken, want binnen mocht het volstrekt niet. Een keer is het gebeurd, dat een van de jongens per ongeluk in een kist gouwenaar trapte, waar ongeveer veertig in zaten, dus U kunt begrijpen dat dit een geweldig verlies betekende, aldus mijnheer Kuhlman, pianoleraar aan het instituut verbonden.
We hebben het nu alleen nog maar over Bussum en Amsterdam gehad, maar eigenlijk horen Huis-ter-Heide en Haren, al zijn ze dan wat later opgericht, er toch eigenlijk ook bij. Ik wil nu tot slot nog enige jaartallen noemen, die voor de twee instituten van veel belang waren: 1881. Oprichting van de Prins-Alexanderstichting, eerst te Bennekom, later in 1912 werd het gevestigd in Huis-ter-Heide. In 1924 kwam de P.A.S. onder hetzelfde bestuur van Bussum te staan. In 1952 werd te Haren de Meester H.P. van Heukelomstichting geëxploiteerd, waar zwakbegaafde blinden en slechtziende kinderen worden onderwezen. Voor 1952 is het instituut te Haren ook nog als blindeninstituut gebruikt.
Ik hoop dat ik er in geslaagd ben, U een klein beetje een beeld te geven over het leven van toen. Wat er nu gebeurd, daar is iedereen van op de hoogte of wordt geregeld op de hoogte gehouden. Natuurlijk zijn de toestanden hier veranderd, maar waar veranderen de toestanden niet tegenwoordig. Hoe het ook zij, ik wens U nog een paar prettige feestdagen toe en zeggen:
"Nog honderd vijftig jaar er bij".
Hielke Strampel.
Dank zij de hulp van mijnheer Kuhlman, onze tegenwoordige pianoleraar, is het ons mogelijk geworden U een kleine schets te geven van het verloop van de muziekopleiding in de laatste halve eeuw.
Zoals uit de titel al blijkt, nam de muziek vroeger een zeer belangrijke plaats in voor de leerlingen van het instituut. Men had toen nog slechts de keus tussen het beroep van musicus en dat van mandenmaker. Dat manden maken hield dan in, dat je natuurlijk manden moest kunnen maken, maar ook stoelen matten en borstels trekken waren daarbij inbegrepen. Na zo'n opleiding kwam je dan in een werkinrichting.
De muziekopleiding was zeer uitgebreid. Er werden piano- en orgellessen gegeven, maar je kon ook stemmer worden, als dit beroep je beter lag. Doch hier was een nadeel aan verbonden. Het was nl. voor velen moeilijk om al hun klanten te bezoeken, die niet altijd even dicht bij elkaar woonden.
Vanaf ongeveer 1900 tot aan 1925 werden er op het instituut examens in de muziek afgenomen. Je was meestal zowat met je 19de jaar afgestudeerd aan het instituut en kon een baan gaan zoeken. Dit was niet zo erg moeilijk in die tijd, daar bij vele mensen de overtuiging was, dat een blinde bijzonder muzikaal moest zijn, zodat je al gauw aangenomen werd. Er waren in die tijd vooral veel blinde organisten, in Amsterdam was het merendeel hiervan zelfs blind. Het spreekt dan ook vanzelf, dat iedere leerling die een beetje muzikaal was, voor musicus opgeleid wilde worden. Het had ook nog een ander groot voordeel. Bij de muziekopleiding werd er ook in Duits en Frans onderwezen. Later kregen zij ook typeles, welke les is uitgebreid tot de tegenwoordige kantooropleiding.
Na 1930, werd het voor de muziekleerlingen zeer moeilijk om een baan te krijgen, daar toen de crisis intrad. Het was toen voor iedereen een moeilijke tijd, maar vooral voor hen, daar dit beroep erg afhankelijk is van de welvaart. Toen ging dan ook bijna iedereen naar een werkinrichting. 's Avonds probeerden zij er dan nog iets bij te verdienen door het geven van pianoles.
Na de tweede wereldoorlog werd de muziek steeds meer verdrongen door andere opleidingen, b.v. kantooropleiding, mulo en tegenwoordig vooral de L.T.S.
Maar als hobby neemt de beoefening van muziek nog steeds een belangrijke plaats in en dat zal ze wel blijven doen. Want als je een instrument kunt bespelen, heb je daar later vaak veel plezier van. Nu het niet meer nodig is om met het bespelen van een instrument of het les geven je brood te verdienen, worden de lessen ook heel anders gegeven dan vroeger. Toen bespeelde men piano of orgel, omdat daarmee het meeste te bereiken viel. Later werd er ook vioolles gegeven, maar dat was eerst ten strengste verboden, daar de viool een bijzonder geschikt instrument is om mee te bedelen, wat in die tijd erg veel gedaan werd.
Daar een piano nogal een kostbaar instrument is, bespeelt men tegenwoordig andere goedkopere instrumenten, zoals guitaar, accordeon, blokfluit en andere instrumenten.
Vooral blaasinstrumenten zijn erg in trek. We hebben tegenwoordig b.v. een band, waarin men speelt op trombone, trompet, klarinet en dan verder piano, banjo en niet te vergeten de drums.
Hiermee wilden wij u laten zien, hoe de muziek, of beter gezegd, de beoefening van de muziek van een beroep tot een hobby geworden is, waarvoor we geloof ik wel dankbaar mogen zijn.
Wij hopen dat wij in onze opzet geslaagd zijn.
Gretha Giljam.
Het ene scheppende instrument.
Het mensengeslacht is het enige scheppende geslacht en het heeft maar één scheppend instrument: de individuele ziel en geest van de mens. Nooit is er iets geschapen door twee mensen. Er bestaan geen werkelijk goede samenwerkers, niet in de muziek, niet in de beeldende kunst, niet in de wiskunde en niet in de wijsbegeerte. Wanneer eenmaal het wonder van het scheppen is gebeurd, kan een groep gaan uitbouwen en uitbreiden, maar een groep vindt nooit iets uit. Het kostbaarste ligt in de eenzame ziel van één mens.
John Steinbeck in: East of Eden.
Voor ik u een indruk geef van het dagelijks gebeuren op onze centrale, wil ik u iets over de Centrale als toestel vertellen. September 1952 kregen wij het als geschenk van de N. S. F. in Hilversum. De P. T. T. liet niet lang op zich wachten om dit toestel voor blinde-bediening geschikt te maken.
Vroeger werd een apparaat met stekkersysteem gebruikt, zoals dat in kleine plaatsen ook nog wel het geval is. Die telefoon stond bij de portier thuis. Wanneer er van buiten gebeld werd, trok men een stekker uit het stopcontact dat op die buitenlijn betrekking had, uit het toestel, en stak deze in het contact, dat met het desbetreffende binnennummer in verbinding stond. De bel ging daar over en de zaak ging daar over en de zaak kwam verder wel voor elkaar. Als het gesprek afgelopen was, ging bij de portier de bel over, en kon de stekker weer in het stopcontact voor de buitenlijn worden gestoken, waar over gebeld was.
Het nieuwe telefoontoestel heeft ongeveer een jaar bij de portier thuis gestaan, voor het in september 1953 in zijn grote, zonnige kamer van het hoofdgebouw gezet werd. Op deze Centrale zijn 4 buitenlijnen aangesloten, waarvan er slechts 2 gebruikt kunnen worden, n.l. 8901 en 4632. De andere 2 hebben geen aansluiting naar buiten, en worden alleen gebruikt voor het naar binnen bellen. en oefeningen op de Centrale, die met 4 lestoestellen in verbinding staat. Twee hiervan hebben ongeveer het model van een gewone telefoon met met dit grote verschil, dat de kiesschijf ontbreekt. Bovendien zit er een soort krukas aan, die een paar maal rondgedraaid moet worden om een van de niet te gebruiken buitenlijnen op de Centrale door te laten komen. Door deze draaibeweging wordt een electrische stroom opgewekt, waardoor er een lampje op de Centrale begint te branden. Wanneer een buitenlijn binnenkomt, hoort men een regelmatig onderbroken fluittoon op de Centrale. Door verschil in toonhoogte zijn deze buitenlijnen gemakkelijk te onderscheiden. Als op het terrein naar de Centrale wordt gebeld, klinkt een regelmatig onderbroken ratelend signaal als waarschuwing voor de telefonist(e).
Dit toestel met zijn 15 knoppen en 27 binnenlijnen geeft de telefonist veel mogelijkheden voor zijn handelingen. één van deze 15 knoppen, de Onderzoektoets, is voor hem zeer belangrijk. Door die knop kan hij nagaan:
Welke lijn hij zelf gebruikt,
of bij het gedraaide binnennummer de bel overgaat,
of dat het desbetreffende binnennummer in gesprek is. Ik zou u nog veel meer over dit toestel kunnen vertellen, maar dat is nu eenmaal niet de bedoeling. Ik zal proberen, u een idee te geven van wat er in zo'n wachtuur kan gebeuren.
Het is Dinsdagmiddag. Het duurt nog enkele minuten, voor ik mijn lievelingswerk mag doen. Ik slenter naar de telefooncentrale, en maak daar nog even een praatje met Mijnheer van Ommen en mijn voorgangster (of voorganger), die misschien met verlangen op het geklingel van de bel wacht. Dat geluid klinkt sommigen erg aangenaam in de oren, omdat de thee om 4 uur grote aantrekkingskracht op hem uitoefent, of omdat zij voor vandaag hun lesuurtjes er weer op hebben zitten. Het duurt niet lang, of dit signaal voor de vrijheid weerklinkt over het hele terrein, en enige ogenblikken later ben ik alleen in de centrale. Ik ga er gemakkelijk voor zitten, en begin ijverig in het boek te lezen dat ik voor de zekerheid maar meegenomen heb, want je kunt vooruit nooit weten of zo'n wachtuurtje druk of rustig zal zijn. Soms kan het gebeuren, dat je rustig zou zeggen, "Was ik hier nooit heengelopen." In zo'n rustig uurtje is het lezen van een mooi boek een ware uitkomst. Plotseling wordt ik opgeschrikt van het regelmatig geratel dat de Centrale laat horen. Hoe mooi het boek ook is, ik moet wel even met het lezen ophouden. Even later druk ik op een knop en zeg rustig: "Centrale!" "mag ik van u --- in Amsterdam voor Mijnheer --- op toestel ---." Langzaam herhaal ik het gevraagde nummer, (dit is voor een telefonist(e) zeer belangrijk om vergissingen te voorkomen) en als alles in orde is, druk ik op een knop voor een van de buitenlijnen. Even later geef ik de aanvrager zijn gesprek, en controleer de Centrale voor alle zekerheid. Ziezo, nu kan ik gelukkig verder lezen. Een poosje later wordt er geklopt en stapt na mijn "ja!" iemand de centrale binnen. Nadat hij mij een nummer heeft opgegeven, maak ik, tijdens het tot stand brengen van de verbinding, even een praatje met mijn klant. Ik breng de aanvraag op toestel 009, (een van de 2 lestoestellen, waar we zowel mee naar binnen, als naar buiten bellen), en terwijl ik hiermee bezig ben, zeg ik: "Blijf maar bij het rechtse toestel van die 4 op de tafel naast mij staan."
Dan gaat de bel op toestel 009 over, ik wacht tot de hoorn van de haak is genomen, en druk daarna op de haak van de Centrale. Weer controleer ik het toestel, en de zaak is in orde. Als het gesprek afgelopen is, vraag ik mijn bezoeker: "Hoe laat leven we eigenlijk! Zonder horloge weet je soms niets van de tijd." Een paar seconden later krijg ik te horen dat het half vijf is. Mijn klant gaat weg en ik zit weer alleen te wachten op de dingen die in dat half uurtje nog komen. Een poosje later klinkt een regelmatig onderbroken fluittoon. Dat wordt voor van middag mijn eerste buitenlijntje. Ik druk op een knop en zeg: "Blindeninstituut Bussum!" "Mag ik op toestel --- juffrouw --- even hebben?" "Ja zeker, blijf maar aan uw toestel, dan verbind ik u door!" Als ik het gewenste binnennummer heb gedraaid, kom ik door even op mijn onderzoektoets te drukken, tot de ontdekking, dat het nu in gesprek is. Door op de verbindingstoets van de Centrale te drukken, kan ik me in dat gesprek mengen. Ik moet die 2 drukpratende lieden wel even storen met de woorden: "Neemt u mij niet kwalijk, maar ik heb hier een gesprek voor Juffrouw ---. Wilt u beiden de hoorn even neerleggen?" Als dit gebeurt, hoor ik enkele seconden later, door mijn onderzoektoets even ingedrukt te houden, op het desbetreffende nummer de bel overgaan. De hoorn wordt van de haak genomen en na de aankondiging: "Hier komt het!" druk ik op de haak en laat na de gebruikelijke controle de zaak zijn beloop. Het duurt niet zo heel lang, of weer gaat de centrale, er wordt gevraagd of ik het gesprek even naar een ander toestel wil overbrengen.
"Legt U maar neer!" zeg ik en druk eerst op een knop om het binnennummer vrij te krijgen, (deze handeling noemen wij "trennen"), en neem vervolgens de persoon aan de buitenlijn op de Centrale terug, door de knop van de desbetreffende buitenlijn en de onderzoektoets tegelijk in te drukken. Ik zeg: "blijft u maar aan het toestel", en verbind door naar het gevraagde binnennummer, Daarna tik ik op de haak. Na een paar minuten gaat de bel. Het is vijf uur, (wanneer u dit leest, misschien vroeger of later). Er komt een buitenlijn die ik nog wel even moet aannemen voor ik weg ga. Ik verbind naar het gewenste nummer en terwijl ik dit doe, ratelt de Centrale. ik druk op de onderzoektoets en hoor een regelmatig onderbroken zoemtoon. Waarschijnlijk is het nummer in gesprek, heeft men vergeten de hoorn op de haak te leggen, of belt een ander nummer naar de Centrale. Er is maar één mogelijkheid dit te weten te komen! Ik druk op de verbindingstoets en roep: "hallo. U spreekt met --- op ---. "O, dat treft, want ik heb hier net een gesprek voor U. Wilt U even de hoorn neerleggen?" Dit gebeurt, ik druk op de knop van de buitenlijn en merk door het gewone signaal, het met de pauze van ongeveer een seconde regelmatig gefluit, dat de bel op het desbetreffende binnennummer overgaat. Even later blijft de toon constant en hoef ik me over dat gesprek geen zorgen meer te maken. Ik draai een knop van de Centrale om, het toestel begint hevig te ratelen, dan leg ik de hoorn op de haak. Na die handeling verstomt het geratel. Het toestel is nu naar de portier overgeschakeld. Op hem rust nu de taak. Een vlug, onderbroken gerinkel van zijn telefoon thuis, waarschuwt hem dat hij met een buitenlijn te doen heeft, een met wat langere tussenpozen gerinkel is de waarschuwing voor een binnenlijn. Even later laat ik de deur achter me in het slot vallen en ga opweg naar het woonhuis, terwijl ik denk: "dat hebben we weer gehad!"
Door dit stukje heb ik geprobeerd u iets over het werk van een leerling- of volleerd telefonist(e) te vertellen. Er valt nog heel wat over het beroep telefonist te schrijven, maar ik zal het hierbij moeten laten.
Wietse van der Veen.
"Hoe zou u met behulp van een barometer de hoogte van een gebouw meten?' was een examenvraag.
Een student met meer vindingrijkheid dan kennis antwoordde: "Ik zou de barometer aan een touw naar beneden laten zakken en dan de lengte van het touw meten.
Geachte puzzelaars,
In deze feesteditie van onze Magneet wil ik ook graag een jubileumpuzzle uitschrijven, die U dan kunt oplossen. Voor die goede oplossing ontvangt U dan van de Schoolvereniging f 5.
Stuur uw oplossing op naar onze hoofdredacteur Gerrit van der Weide. Uit al de goede oplossingen, die binnenkomen, wordt geloot, wie de f 5 in ontvangst zal nemen. Doet allen mee.
Veel succes.
Nu de puzzle dan.
U moet iedere keer een woord invullen. Dan moet U iedere beginletter van het ingevulde woord nemen en wat er uit komt, is erg belangrijk. Dat is de naam van een belangrijke figuur, die op vrijdag 10 oktober ons instituut heeft bezocht.
Daar gaat hij dan.
Ziezo, dit was het dan. Stuur dus uw oplossing op naar Gerrit van der Weide. Je kunt van die f 5 in ieder geval een week vrij roken hebben. Het is maar een aardigheidje. In ieder geval zouden wij het leuk vinden, als U allen meedoet.
Namens de redactie.
Beste vrienden,
Op 13 november a.s. bestaat het Instituut tot Onderwijs van Blinden 150 jaar. Het ligt in de bedoeling dit jubileum in de loop van het najaar, waarschijnlijk Zaterdag 25 October, met enige feestelijke manifestaties te vieren. Daarbij zal ook een reünie van oudleerlingen plaats hebben. Over deze reünie zult U ongetwijfeld van het instituut zelf nog nader horen.
Naar ons bekend is, bestaat bij de oudleerlingen de behoefte het bestuur van het instituut op dat feest een geschenk aan te bieden als blijk van waardering voor het vele goede werk dat deze instelling voor het blindenwezen in het algemeen, en in het bijzonder voor ons oudkwekelingen, gedaan heeft. Er heeft zich dan ook spontaan een comité gevormd, bestaande uit de volgende personen:
Ds B. van Blanken, Hervormd predikant te Nieuwer Schans;
J. J. Mulders, gepensioneerd chef van de drukkerij van het I.T.O.V.B. te Bussum;
F. G. Tingen, directeur van de stichting Het Nederlandse Blindenwezen en voorzitter van de Nederlandse Blindenbond te Amsterdam;
P. van der Wel, vice-voorzitter van de Nederlandse Blindenbond te Den Haag;
Ds. Jan Wit, predikant van de Waalse gemeente te nijmegen.
De heer Mulders is bereid als secretaris-penningmeester van het comité op te treden.
Bij onze pogingen om aan bedoelde wensen vorm te geven zijn wij uiteraard op Uw bijdragen aangewezen. Wij hopen dat velen zich gedrongen zullen voelen aan dit huldeblijk deel te nemen. Geeft met gulle hand, opdat ook wij, oudleerlingen, kunnen bijdragen aan het feestelijke karakter van het jubileum der instelling waar wij voor onze vorming en ons levensgeluk zo veel aan te danken hebben.
U kunt Uw bijdrage overmaken per postwissel aan de heer J. J. Mulders, Lothariuslaan 44 (vierenveertig) te Bussum of per giro doen overschrijven op No. 331959 (drie, drie, een, negen, vijf, negen) ten name van de heer J. J. Mulders te Bussum.
Daar wij helaas niet alle adressen van oudleerlingen bezitten, verzoeken wij U beleefd, indien vrienden van U, die op het bovengenoemd instituut leerlingen zijn geweest, geen circulaire mochten hebben ontvangen, hun adressen aan ons op te geven.
Wil het comité tot een verantwoorde keuze van een geschenk komen dan is het beslist nodig dat Uw bijdragen ons voor 1 juni 1958 bereikt hebben. Werkt allen mee, opdat wij goed voor den dag kunnen komen.
In de hoop U allen t. z. t. te Bussum in gepaste feestvreugde te mogen ontmoeten, tekenen wij, met een hartelijke groet,
Namens het comité,
J. J. Mulders
Geachte oud-leerlingen,
Zoals U wellicht weet herdenkt het "Instituut tot onderwijs van Blinden" dit jaar zijn 150-jarig bestaan. Deze herdenking zal met de nodige luister gevierd worden en uiteraard is daarbij ook aan U gedacht.
Wij zouden het zeer op prijs stellen, als U zaterdag 25 october onze gast wilt zijn, opdat in gezellige feestelijkheid onze 150ste verjaardag kan worden gevierd.
Het programma van die dag zal ongeveer als volgt zijn samengesteld:
10.30 aankomst en ontvangst: gelegenheid om oud-vriendinnen en -vrienden, "oud"-onderwijzers en "oud"-opvoeders onder een kopje koffie weer te ontmoeten.
12.00 middagmaaltijd.
1.30 Rondgang door het schoolgebouw en het internaat, demonstraties op het gebied van pottenbakken, metaalbewerking, gymnastiek en muziek.
3.00 Thee en ..... cabaret, samengesteld door Jan Wit.
5.30 Broodmaaltijd.
7.00-8.00 Vertrek met bussen naar het station.
Gaarne opgave van Uw komst aan de Heer J. J. Mulders, Lothariuslaan 44, Bussum Voor 30 september!
Door U later op te geven loopt U grote kans het feest te missen. In verband met de beperkte accomodatie wordt U verzocht, vooral wat de grote steden betreft, zoveel mogelijk in groepen te reizen om het aantal geleiders te beperken.
Mocht U een speciaal diëet volgen dan gaarne dit vermelden.
Tot ziens op 25 october. U bent hartelijk welkom.
Met vriendelijke groeten,
Dr. C.M.Waller Zeper.
(Directeur.)
terug naar de beginpagina van interviews
terug naar de beginpagina van de website