Verslag van de bondsraad van de Nederlandse Blindenbond de dato 14 december 1968 in hotel centraal, stationsplein 9 te Utrecht


Opmerking vooraf van de samensteller

Aangezien er van deze vergadering geen uitgebreide notities waren of een concept, is de opstelling van dit verslag geschied aan de hand van bijeengegaarde gegevens, welke als juist zijn te beschouwen.

1. Opening


Met een hartelijk begroetingswoord gericht tot de vaste afgevaardigden der afdelingsbesturen, ons ere-hoofdbestuurslid de heer P. van der Wel en de overige aanwezigen, opent de bondsvoorzitter, de heer F.G. Tingen, omstreeks 14,30 uur deze bijeenkomst.
Overgaande op zijn gebruikelijke inleiding, stelt spreker zich de vraag, of onze organisatie nog wel zin heeft. Gezien de grote belangstelling voor de bond, welke blijkt uit eerder toe- dan afgenomen initiatieven, de roep om meer inspraak en informatie, is het stellen van die vraag eigenlijk overbodig. Natuurlijk is er critiek en juist daarvoor leent zich deze bijeenkomst zeer goed. In de bondsraad worden immers geen beslissingen genomen, zodat een rustig en openhartig beraad mogelijk is. Spreker waarschuwt voor critiek, waaraan kreten worden verbonden als: indien niet aan dit of dat verlangen wordt voldaan, is er kans, dat er een aantal leden bedankt. Uiteraard zal een goed bestuur niet toegeven aan dit soort argumenten, welke min of meer als een vorm van chantage zijn te beschouwen. Van het hoofdbestuur mag men overigens verwachten, dat het open staat voor opbouwende critiek.
Voorzitter deelt vervolgens mede, dat de door de heer J. Wit te schrijven brochure over onze bond thans in gesproken vorm in zijn bezit is. Dit betekent evenwel niet, dat de brochure reeds kan worden gedrukt. Het betreft hier een concept, dat eerst nog kritisch zal worden bekeken door het hoofdbestuur.
Wat betreft de voorlichting over de belastingaftrek, merkt spreker op, dat een brochure hieromtrent reeds in brailleschrift is verschenen en toegezonden aan die leden van onze bond, die dat schrift beheersen. De zwartschrifteditie van deze brochure kan door de andere leden binnen afzienbare tijd worden tegemoetgezien. Voorzitter zwaait lof aan de commissie sociale wetgeving van de nederlandse Blindenraad toe voor het goede werk dat zij heeft verricht.
Ten aanzien van de ontwikkelingshulp is het hoofdbestuur nog in beraad: nu onze plannen inzake Suriname lijken te zijn doorkruist, is er wellicht via de Prof. Wevestichting een mogelijkheid, nu onze vicevoorzzitter, de heer J. Wit, deel uitmaakt van het bestuur van die stichting.
Voorts kan worden vermeld, dat de afdeling Leiden is opgeheven en voorlopig is toegevoegd aan de afdeling ’s Gravenhage e.o.
Wat betreft ons bejaardencentrum kan spreker berichten, dat als resultaat van het werk van de voorbereidingscommissie op 10 december 1968 de stichting beheer en exploitatie van tehuizen voor bejaarde blinden ten overstaan van notaris Bunk te Amsterdam is opgericht. Optie is voorlopig verkregen op een terrein te Soest.

2. Notulen van de bondsraad de dato 9 december 1967


Afdeling Amsterdam merkt op, dat in de notulen bij de suggestie van Utrecht wordt gesproken over 1700 jeugdblinden. Het blijkt dat dit niet juist is; bedoeld werd 700.
Behoudens deze opmerking worden de notulen onder dankzegging aan de bondsecretaris, de heer Mr. H.B. Frieman, goedgekeurd.
Medegedeeld wordt nog dat er waarschijnlijk wel een vrijstellingsregeling komt voor luister- en kijkgelden. Iets definitiefs hieromtrent is evenwel nog niet bekend en afwachten is dus de boodschap.

3. Gedachtenwisseling



A. Suggesties van afdeling Amsterdam e.o.


1. Het hoofdbestuur wordt verzocht te onderzoeken, of het aanstellen van een zgn. hometeacher mogelijk is, en zo ja, daartoe over te gaan.
Voorzitter geeft over dit punt nog een uiteenzetting. Dit punt is namelijk reeds in discussie geweest in het hoofdbestuur. Daarbij is wel gebleken, dat het aanstellen van een enkele hometeacher weinig zin heeft, doch zelfs dat zou onze financiële mogelijkheden teboven gaan. De heer Frieman vermeldt in aansluiting hierop nog, dat bij het A.I.B. een kracht zal worden aangesteld, die personen zal gaan bezoeken, die op de wachtlijst van het revalidatiecentrum De Schansenberg staan. Aanvankelijk voelde men van overheidswege weinig voor subsidiëring van een dergelijke functionaris, doch daarin lijkt nu verandering te zijn gekomen. Spreker meent overigens dat, als er hometeachers komen, deze moeten samenwerken met contactpersonen in de diverse plaatsen en districten.
De amsterdamse afgevaardigde deelt mee, dat er in zijn afdeling een werkgroep is, die leden bezoekt. Men wil de rapporten die uitgebracht worden, gaarne ter beschikking van het hoofdbestuur stellen. Voorzitter verklaart zich van harte akkoord met deze geste.
Hij brengt hierna naar voren dat de heer H.B. Frieman is afgetreden als bestuurslid van het N.B.W. en is opgevolgd door de heer E. van Wouwe, onze bondspenningmeester. Hij huldigt de heer Frieman voor het vele werk, dat hij vele jaren in deze functie heeft verricht en dat meer omvat dan een buitenstaander veelal meent. De vergadering onderstreept zijn woorden met een hartelijk applaus. De heer Frieman zal wel als afgevaardigde van onze bond in de Algemene Vergadering van het N.B.W. blijven optreden.

2. Het hoofdbestuur wordt voorgesteld een deel van het vele werk over te dragen aan commissies uit de leden, die vooral besluiten van de bondsvergadering moeten uitwerken. In de toelichting somt afdeling amsterdam daarbij een aantal punten op, waaraan nog nauwelijks of in het geheel niet door het hoofdbestuur aandacht zou zijn besteed.
Voorzitter toont aan, dat dit niet juist is ten aanzien van meerdere van die punten. Toch wordt door hem toegezegd, dat er werkgroepen zullen komen voor beroepen van blinden, vakantiemogelijkheden en voor blindenproblemen.
Afdeling ’s Gravenhage is niet tegen dit idee, maar waarschuwt voor een teveel aan werkgroepen en commissies.
De heer ds. Wit ziet als nevenvoordeel, dat wellicht uit de werkgroepen mensen naar voren kunnen komen, die in de toekomst voor onze bond van belang zullen kunnen zijn. Overigens zal het hoofdbestuur toch, zijnde verantwoordelijk tegenover de bondsvergadering, het laatste woord moeten hebben.

3. Te bespreken hoe onze bond aantrekkelijker kan worden voor slechtzienden. Wellicht kan daarvoor een werkgroep worden ingesteld, die terzake voorstellen aan het hoofdbestuur kan doen.
Vrijwel zonder discussie wordt dit idee aanvaard.

B. Suggesties van afdeling Ermelo e.o.


Te trachten de vergoeding voor geleidehonden ad 8 gulden per week, verstrekt aan personen in de sociale werkvoorziening, verhoogd te krijgen gezien de steeds stijgende kosten.
Voorzitter wijst erop dat die aangelegenheid niet landelijk kan worden geregeld, maar typisch een taak is van de afdelingsbesturen. Gewezen wordt ook nog op het feit, dat er meerdere mogelijkheden zijn via de sociale wetten. In het komende kaderblad voor de afdelingsbesturen zou over die materie zeker voorlichting kunnen en moeten worden gegeven.

C. Suggesties van afdeling Friesland


Kan de bond iets doen aan het euvel, dat blinden tegen te laag afgerolde zonneschermen of daarvan afhangende stroken aanlopen en dan erg schrikken. Vaak wordt de wettelijk voorgeschreven hoogte daarbij niet in acht genomen.
Voorzitter betoogt dat dit ook een typische zaak is van de afdelingsbesturen. Dit komt, omdat die minimumhoogte van zonneschermen e.d. meestal bij gemeenteverordening is vastgesteld. Het verdient overigens aanbeveling eerst eens contact op te nemen met de betrokken eigenaars der schermen, omdat wellicht met een persoonlijk gesprek al veel te bereiken is. Dit is uiteraard ook van toepassing op andere obstakels, waarbij onder meer te denken is aan takken van bomen, die ver over het trottoir uitsteken, terwijl die bomen zelf in de aangrenzende tuin staan.

D, Suggesties van afdeling Utrecht e.o.


1. Heeft het zin de leden nog langer te verbieden lid te zijn van een andere organisatie zoals bedoeld in artikel 20 van onze statuten.
Deze suggestie is echter ingetrokken door afdeling Utrecht.

2. De mogelijkheid te onderzoeken om het radio-programmablad (in brailleschrift) uit te breiden tot het Nederlandse taalgebied van België.
Hieromtrent ontstaat enige verwarring. Uit een toelichting van afdeling Utrecht blijkt dat het minder gaat om de Belgen bij dit blad te betrekken, maar meer om de mogelijkheid te scheppen, dat de Nederlandse lezers kennis kunnen nemen van het Belgisch-Nederlandse programma. Hoe het ook zij, de financiële mogelijkheid tot realisering van deze suggestie zit er eenvoudig niet in, zo stelt voorzitter. Uit de discussie komt nog naar voren, dat men in landen als Engeland, Frankrijk, Noord-Duitsland enz. ook programmabladen in brailleschrift uitgeeft. De heer ds. Wit verzoekt in dit verband hem de adressen van die bladen door te geven, dan zal hij deze in ons bondsorgaan publiceren.

3. Zich te bezinnen op de vraag, in hoeverre aanstelling van gehandicapten bij het onderwijs nog wordt belemmerd door de destijds door het betrokken ministerie uitgevaardigde beschikking en wat kan worden gedaan om deze onbillijkheid weg te ruimen. Dit uiteraard zonder de positie van de reeds aangestelde leerkrachten in gevaar te brengen.
In zijn antwoord sluit voorzitter aan bij dit laatste. Natuurlijk is de situatie onbevredigend, maar wij zullen met grote omzichtigheid te werk moeten gaan om te voorkomen dat niet meer wordt bedorven dan dat er vooruitgang wordt geboekt.

4. Rondvraag


Afdeling Amsterdam heeft bezwaar tegen de door voorzitter in zijn inleiding gebezigde uitdrukking chantage.
Voorzitter neemt met genoegen kennis van de door de afgevaardigde gegeven uiteenzetting, maar verklaart toch van zijn uitspraak geen spijt te hebben.

Afdeling Arnhem vraagt naar de mogelijkheid om bij ons vacantie-oord te Vierhouten een zebra-oversteekplaats te krijgen.
Voorzitter ziet hierin weinig heil, doch adviseert deze afdeling pogingen in het werk te stellen de geuite wens vervuld te krijgen: men kan nooit weten.

Afdeling Ermelo informeert naar de mogelijkheid om meer inspraak in de plaatselijke g.s.w-commissie te verkrijgen.
Uit de discussie komt naar voren, dat de per 1 januari 1969 in werking tredende wet op de sociale werkvoorzieningen wel eens mogelijkheden daartoe zou kunnen bieden, doch dit zal nader moeten worden onderzocht.

Afdeling ’s Gravenhage attendeert op het feit, dat door een technische school te Leiden gelden worden bijeengebracht voor blinden. Moet hier niets tegen worden gedaan?
De afgevaardigde van afdeling Leiden deelt mee, dat dit een eenmalige actie is voor het beschikbaar stellen van een IBM-schrijfmachine voor de kinderen der blindeninstituten; één machine voor ieder instituut! Men kiest ieder jaar een ander object voor deze actie, die via verkoop van prentbriefkaarten wordt gevoerd.
Voorzitter betoogt dat wij het hiermee uiteraard niet eens zijn. Het kwaad is echter al geschied en omdat het toch om een eenmalige actie gaat, kunnen wij het er beter maar bij laten. Het hoofdbestuurlid de heer D.H. Koster verklaart uitdrukelijk het daarmee geheel niet eens te zijn.

Afdeling ’s Gravenhage stelt voorts, dat het wellicht van belang zou zijn, dat er bij de rijksoverheid een ambtenaar wordt aangesteld, die speciaal belast is met de behandeling van blindenaangelegenheden.
Voorzitter zegt hierop zo direct geen antwoord te kunnen geven. Verwerpen wil hij dit idee echter allerminst en zal er zijn gedachten eens over laten gaan.

Afdeling Noord-Holland heeft vernomen dat mevrouw Tingen ziek is en verzoekt onderstreept door een hartelijk applaus van de vergadering, haar de hartelijke groeten over te brengen, hetgeen voorzitter met genoegen zal doen.

Hierna komen nog enkele zaken van minder belang aan de orden. Genoemd kan nog worden, dat pogingen worden ondernomen de vrijstelling van motorvoertuigenbelasting voor blinden te bevorderen. Voorts, dat er door de Nederlansche spoorwegen op diverse stations, te beginnen met dat in Utrecht, personeel is aangesteld c.q. zal worden aangesteld om reizigers van dienst te zijn. Diverse bezoekers van deze bijeenkomst hebben daarvan al plezier ondervonden.

5. Sluiting


Voorzitter sluit deze bijeenkomst met de constatering, dat er weer een vruchtbaar beraad heeft kunnen plaatsvinden in een prettige sfeer en wenst alle aanwezigen een goede thuisreis toe.

C.J. van den Brink,
Bondssecretaris.

(Overgeschreven door Klarinne Labooy-Koole.)



terug naar de beginpagina van de NBB landelijk