Notulen van de regionale bijeenkomst belegd op zaterdag 9 oktober 1954 in cafee-restaurant Suisse te Zwolle


Tegen drie uur opent de voorzitter, de heer breemhaar, de vergadering. Hij heet allen hartelijk welkom en omschrijft nog even kort het doel van deze bijeenkomsten, namelijk het bevorderen van het onderling contact en het geven van gelegenheid tot het uitwisselen van gedachten over diverse blindenvraagstukken. Daarna stelt hij de notulen van de vorige bijeenkomst aan de orde en vraagt of er op- of aanmerkingen zijn. De heer creeman heeft bezwaar tegen enkele zinsneden, die naar zijn mening de inhoud van het besprokene niet geheel juist weergeven. Hij gelooft, dat deze passages meer de opvatting van de voorzitter, de heer waanders, inhouden dan die van de vereniging en wil het woord "vergadering" op blz. 6, vierde regel van onderen, graag gewijzigd zien in "voorzitter." Overigens waardeert hij het verslag van mej. Leendertse zeer, waarbij de vergadering zich aansluit.

Hierna wordt als punt 2 van de agenda het onderwerp in bespreking genomen dat is ingezonden door w-overijssel. Deze afd. vindt het organisatorisch onjuist, dat de heer Tingen zowel voorzitter van de n.b.b. als directeur van de stichting "het ned. blindenwezen" is. De heer creeman geeft bij dit onderwerp een uitvoerige toelichting. Hij gaat de geschiedenis van de n.b.b. in zijn verschillende phasen na en staat vooral stil bij de ontwikkeling, zoals die na de tweede wereldoorlog heeft plaatsgehad. Spr. constateert bij bepaalde personen en groepen een streven om het werk voor de blinden te centraliseren in de stichting "het ned. blindenwezen" en vreest, dat daardoor de eigen doelstellingen van onze bond in gevaar zullen komen. Hij vreest dit temeer, omdat onze bondsvoorzitter tevens directeur van de stichting is en als zodanig de besluiten van het bestuur van dat lichaam moet uitvoeren. Onze bond heeft nu weliswaar een andere vertegenwoordiger in de stichting, doch de heer creeman is bang dat deze door de heer tingen in zijn kwaliteit als bondsvoorzitter beinvloed zou kunnen worden. Van een vrije, onafhankelijke vertegenwoordiging in de n.b.b bij stichting zou dan toch nog geen sprake zijn. Dat de belangen van bond en stichting niet altijd samengaan illustreert spr. aan de hand van de kwestie van de vertrouwensman der blinden in overijssel, welke zaak in de vorige bijeenkomst uivoerig is besproken. Op grond van bovengenoemde overwegingen heeft hij op de laatste bondsvergadering het aftreden verlangd van de heer tingen als bondsvoorzitter. Op een bijzondere bondsvergadering zal hierover worden beslist. Aan het slot van zijn uiteenzetting wijst de heer creeman er met nadruk op, dat het hier niet gaat om de persoon van de heer tingen, wiens kwaliteiten hij zeer waardeert, doch uitsluitend om het bondsbelang. Na deze inleiding van de heer creeman ontstaat een levendige gedachtenwisseling, waarbij de positie van de heer tingen in onze bond en in het blindenwezen in het algemeen, benevens de verhouding van de bond tot de stichting, van verschillende zijden worden belicht. Men is het erover eens, dat de bondsvoorzitter niet slechts in de n.b.b., doch ook in de ned. blindenraad en in de stichting een centrale plaats inneemt. Enkele afgevaardigden vrezen, dat deze overheersende positie van de heer tingen schadelijk zou kunnen zijn voor de eigen doelstellingen van onze bond. Men zal gaarne voldoen aan het verzoek van de heer creeman deze gehele kwestie in de ledenvergaderingen te bespreken.

Punt 3 van de agenda vermeldt een onderwerp, dat door de groep gieten en omgeving is opgegeven. Gieten wenst een bespreking over de taak, de samenstelling en de organisatie van de stichting "het ned. blindenwezen". Mej. Schipper geeft een toelichting. Zij zegt geconstateerd te hebben dat men over het algemeen slechts weinig van de stichting en haar werk weet en ze acht het gewenst dat hierin verbetering wordt gebracht.
De voorzitter geeft een korte uiteenzetting omtrent taak en samenstelling van het n.b.w. Volgens de statuten is het doel de behartiging van algemene blindenbelangen, doch deze omschrijving is wel vrij vaag. Bij de stichting zijn ruim 30 verenigingen van en voor blinden aangesloten, zoals de landelijke blindenbonden, de blindeninstituten, de particuliere en gemeentelijke werkplaatsen, de blindenbibliotheken en nog enkele meer. Iedere aangesloten organisatie heeft 1 vertegenwoordiger in de stichting. Deze vormen samen het algemeen bestuur en hieruit is weer het dagelijks bestuur samengesteld. Elke der drie blindenbonden is in het dagelijks bestuur vertegenwoordigd. Besluiten moeten eenstemmig worden genomen.
De heer creeman geeft nog een aanvulling, waarin hij iets vertelt over de omstandigheden die tot de oprichting van het n.b.w. hebben geleid. In de loop van deze bespreking blijkt echter wel hoe slecht men in de afdelingen over het werk van de stichting is ingelicht, een gevolg van het feit, dat dit lichaam vrijwel nooit stukken ter beschikking stelt. In dit verband wijst de heer breemhaar nog op het voorstel dat door de g.b.b is ingediend op de laatste bondsvergadering en dat toen is verwezen naar het bijzondere congres. In dit voorstel wordt het bondsbestuur verzocht regelmatig inlichtingen te verstrekken aan de afdelingen over kwesties die op dat ogenblik aan de orde zijn zowel in het b.b. als in de hogere organen. Daardoor zullen de afdelingen meer direct bij het werk betrokken worden en kan het niet meer voorkomen dat men pas achteraf van deze of gene maatregel hoort. De heer breemhaar vraagt of de vergadering misschien suggesties heeft betreffende de wijze waarop het b.b. bovenbedoelde inlichtingen zou kunnen verstrekken. Men oppert het denkbeeld dat het hoofdbestuur maandelijks aan de afdelingsbesturen circulaires zendt, waarin een duidelijk overzicht wordt gegeven van de stand van zaken. Aan het slot van deze bespreking vraagt de heer breemhaar de afgevaardigden, in de afdelingsvergaderingen toch vooral de aandacht op dit groningse voorstel te willen vestigen.

Hierna wordt gesproken over de taak en de organisatie van de contact-commissies, een onderwerp dat door de g.b.b. is ingezonden. De heer breemhaar zegt ter toelichting, dat de c.c. in groningen niet erg actief is en tot nu toe weinig heeft gepresteerd. Hij vraagt, of dit in de andere provincies ook zo is en of deze commissies eigenlijk wel een duidelijk omschreven taak hebben.
De heer creeman geeft een overzicht van het ontstaan en het werk van de contact-commissie voor het oosten des lands. Deze commissie werd in 1949 ingesteld door de beide afdelingen van de n.b.b. in overijssel en door de confessionele groeperingen in die provincie. Het doel was te streven naar de maatschappelijke verheffing der blinden. Omtrent de wijze waarop de c.c.o.l. dit doel wilde verwezenlijken verwijst de heer creeman naar de kwestie van de vertrouwensman der blinden. Door het optreden van de stichting "het ned. blindenwezen" werd door de plannen van de c.c.o.l. een streep gehaald.
De voorz. Vraagt of de contactcommissies te beschouwen zijn als plaatselijke afdelingen van de ned. blindenraad, waarin immers ook de drie landelijke blindenbonden samenwerken. De heer creeman zegt dat deze voorstelling wel ongeveer juist is. De ned. blindenraad heeft indertijd aan de contactcommissies een reglement gezonden voor hun werkzaamheden en de c.c.o.l. heeft regelmatig notulen van haar werkzaamheden gestuurd naar de ned. blindenraad. Behalve genoemd reglement heeft de blindenraad echter nooit enig stuk ter beschikking van de contactcommissies gesteld. Uit deze bespreking blijkt wel dat de plaats van de c.c. in het werk voor de blinden niet duidelijk omschreven kan worden.
Het vijfde agendapunt, bespreking van het concept-reglement voor de regionale bijeenkomsten, wordt aangehouden, tot de volgende vergadering. Mej. Leendertse wenst echter nog op te merken, dat zij bezwaar heeft tegen het woord "besluit" in het laatste artikel van genoemd reglement. Zij acht dit in strijd met het uitgesproken informatieve karakter van deze bijeenkomsten. Het ontwerp-reglement zal in de afdelingen besproken worden.

Bij de rondvraag vraagt mej. Schipper of de loonsverhogingen ook gelden voor de werknemers in de blindenwerkplaatsen. De voorz. antwoordt dat dit niet zo is, omdat de werknemers daarvoor moeten vallen onder een c.a.o. en deze bestaat voor de werkplaatsen niet. Hij vertelt nog dat de werknemers in de werkplaats in groningen thans onder de g.s.w.regeling zijn gebracht, een aanzienlijke verbetering, omdat de sociale verzekeringswetten nu ook op hen van toepassing zijn.
Nadat de w.o.b. de organisatie van de volgende bijeenkomst op zich heeft genomen, dankt de voorz.dDe aanwezigen voor de prettige wijze waarop de besprekingen zijn gevoerd en sluit de vergadering.

9 october 1954
w. de haan.

(Overgeschreven door Klarinne Labooy-Koole.)



terug naar de beginpagina van Afdeling Groningen