door Ad van der Waals
© A.J. van der Waals, Leiden.
(Eerder verschenen in Moet je Horen, luistermagazine voor blinden en slechtzienden; jrg. 2025, nummer 2 [uitgave van De voorste kamer].)
Leden van de Tweede Kamer hebben diverse mogelijkheden om voor hen belangrijke onderwerpen onder de aandacht van een minister of staatssecretaris te brengen. Dat gebeurt in het wekelijks vragenuurtjes op de dinsdagmiddag en vooral door middel van schriftelijke vragen. Van dat laatste middel wordt gretig gebruik gemaakt. Het stellen van vragen is voor politici een goede gelegenheid om zich te profileren en daardoor de achterban aan te spreken. Een artikel in een krant, een bericht op X of een televisie-uitzending is meestal de bron waar naar verwezen wordt. Individuele burgers of belangenorganisaties en lobbyisten brengen zo met succes bepaalde inzichten of belangen onder de aandacht van politici. Dat is tegenwoordig zo, maar eigenlijk is het van alle tijden. Of aandacht vragen ook leidt tot een gewenst antwoord of enige actie moet je natuurlijk altijd afwachten.
De belangenorganisaties van blinden en slechtzienden hebben sinds hun oprichting in 1895 op allerlei manieren de politiek bestookt met hun wensen of zelfs eisen. Tegenwoordig kan je betrekkelijk gemakkelijk nagaan of en over welke onderwerpen vragen zijn gesteld die hen aangaan. Ik kwam over een reeks van jaren ruim honderd voorbeelden tegen van Kamervragen over uiteenlopende zaken die de belangen van mensen met een visuele handicap raken. Over de lectuurvoorziening natuurlijk, over het colporteren met al of niet door blinden gemaakte producten, over het inkomen van blinden die geen baan hadden, over geleidekaarten in het openbaar vervoer, over de organisatie en bekostiging van de geleidehond voorziening en over de werkgelegenheid in sociale werkplaatsen. Deze maar ook veel andere zaken kwamen natuurlijk vaker aan de orde in de mondelinge debatten in commissies en in plenaire vergaderingen. Kennelijk moest er een concrete aanleiding zijn om schriftelijke vragen te stellen.
In het blad van de vroegere Nederlandse Blindenbond, de Blindenbode, las ik twee aardige voorbeelden hoe een kamerlid tot het stellen van vragen kwam. We praten over het begin van de jaren '70. Men zegt wel een roerige tijd in de samenleving met grote betrokkenheid van burgers bij maatschappelijke en politieke kwesties. Misschien wel een grotere betrokkenheid dan we tegenwoordig zien.
Ton Verhulst, leraar van het onderwijsinstituut in Bussum bezocht met een aantal oudere leerlingen verkiezingsbijeenkomsten van diverse politieke partijen. Zij kregen naar hun idee geen of onvoldoende antwoord op hun vragen. Daarom gingen zij in de lessen maatschappijleer aan het werk met het formuleren van concrete vragen die aan 'de politiek' gesteld zouden kunnen worden. Om te voorkomen dat zij de plank zouden misslaan gingen de scholieren te rade bij het bestuur van de Nederlandse Blindenbond. Het resultaat was dat het kamerlid voor D'66, Jan Terlouw, die veel later ook bestuurlijk betrokken was bij de blindenwereld, in maart 1973 vragen stelde. Hij vroeg welke regelingen er in ons land bestaan ter 'compensering' van extra kosten die aan de handicap zijn verbonden. Overigens een onderwerp ('de meerkosten van de handicap') dat ook in de jaren '90 nadrukkelijk aan de orde kwam in discussies binnen de NVBS en de Gehandicaptenraad.
In de vraagstelling van Terlouw was ook een vraag opgenomen over de mogelijkheden om elke blinde een vast bedrag per maand te geven om extra kosten te kunnen opvangen. We praten over de situatie van ruim 50 jaar geleden. In het antwoord wordt uitvoerig beschreven welke regelingen er allemaal zijn die direct of indirect blinden ten goede komen. Die beantwoording liet overigens bijna een jaar op zich wachten. Dat kwam enerzijds door de kabinetswisseling maar de redactie van de Blindenbode zag als positief teken dat de vragen in ieder geval serieus waren genomen.
Het was de tijd dat de Nederlandse Blindenbond jaarlijks een Bondsdag hield waar ook gasten welkom werden geheten die dan ook in het verslag met name genoemd werden: ministers en Kamerleden van veel partijen die aan een uitnodiging gehoor gaven. Maar ook de Commissaris van de Koningin in de provincie waar de NBB bijeenkwam en de burgemeester van de betreffende gemeente waren meestal ook aanwezig. Niet te vergeten natuurlijk de pers. Nu mogen we blij zijn als de redactie van Moet je Horen kans ziet een bijeenkomst van de Oogvereniging bij te wonen. Want als ze al openbaar zijn: welk voor een breed publiek opmerkelijk nieuwsfeit levert een bijeenkomst op? De pers buiten de eigen kring heeft er niets te zoeken.
De 'blindenpers' en de landelijke en de regionale pers deden in het verleden soms uitgebreid verslag van dit soort bijeenkomsten, ongeacht of er echt nieuws te halen was. De berichtgeving in kranten over de Bondsdag in 1971 in Den Bosch was echter aanleiding voor het PvdA- Kamerlid Dolman om aan de minister van onderwijs vragen te stellen over de klacht dat visueel gehandicapten weliswaar als bevoegd leraar bij het middelbaar onderwijs werkten maar steeds weer geen vaste aanstelling kregen. Daarnaast vroeg hij waarom pedagogische academies - in tegenstelling tot universiteiten - gesloten bleven voor blinden en slechtzienden die een baan wilden in het lager onderwijs? Een vraag die ook al in 1970 door het PvdA-kamerlid Tans was gesteld, ongetwijfeld daartoe aangespoord door de toenmalige Actiegroep Blinden en Slechtzienden (ABS). Is hier geen sprake van discriminatie? Tevens vroeg Dolman hoe het kwam dat er wel bijna 20 mensen met een visuele handicap al sinds jaren werkzaam waren als fysiotherapeut of heilgymnast/masseur maar dat steeds vaker aspirant cursisten voor dit beroep werden afgewezen. Als lichtend voorbeelden noemde hij Noorwegen waar 70 blinde fysiotherapeuten werkzaam waren en Frankrijk en Engeland, waar scholen bestonden voor de opleiding van blinde fysiotherapeuten. Of de huidige situatie nog aanleiding is voor vragen weet ik niet.
De vraagstelling van Kamerleden was ongetwijfeld vaak ingegeven door informatie vanuit de kring van mensen met een visuele beperking en hun organisaties. De laatste keer dat een vraag van een Kamerlid een kwestie betrof die specifiek visueel gehandicapten aanging was in 2018. Het ging om een kwestie die in Zeeland speelde rondom de reiskostenvergoeding voor blinde werknemers.
Volgend jaar is het 130 jaar geleden dat de eerste blindenbond werd opgericht die sindsdien met verve opkwam voor de belangen van blinden en slechtzienden. Is er na 130 jaar alles bereikt waarvoor gestreden is? Ik kan me dat niet voorstellen!
De vraag is dus of er heden ten dage geen onderwerpen zijn die vanuit de Oogvereniging of andere instellingen zouden moeten roepen om actie en het stellen van vragen aan een minister of een staatssecretaris. Of is door 'actie' opkomen voor onze belangen inmiddels een begrip uit een voorbije tijd?
naar de beginpagina van documenten
naar de beginpagina van de collectie
naar leer- en hulpmiddelen
naar interviews
naar de beginpagina van de website